Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschenk is in de ogen zijner [21]heren [22]een aangenaam gesteente; waarhenen [23]het zich zal wenden, [24]zal het wel gedijen. 21. Dat is, die genegen zijn dat te ontvangen, of die het alrede ontvangen hebben en nu bezitten. Zie van dit woord Gen.14:13. 22. Hebreeuws, gesteente der aangenaamheid; dat is, als een aangenaam edelgesteente, of als parelen, welke om hare schoonheid en kostelijkheid zeer lieftallig plegen te zijn. 23. Te weten, het geschenk door het beleid en aanbieden des schenkers. Anders: waarheen hij, te weten de schenker of eigenaar, zich zal wenden, zal hij voorspoed hebben. 24. Dat is, het zal wat uitrichten bij dengene, die het ontvangt, tot voordeel desgenen, die het geeft. Salomo spreekt niet van hetgeen men doen moet, maar van hetgeen pleegt te geschieden.